Vervalsing en authenticiteit. Een filosofische benadering

Dr. Rob van Gerwen was zo vriendelijk ons een korte samenvatting te geven van zijn benadering van het begrip ‘kunstvervalsing’ zoals die gepresenteerd werd in zijn lezing op het symposium Fake!

Rob van Gerwen: Vervalsing en authenticiteit. Een filosofische benadering.

Waarom is vervalsing eigenlijk zo’n probleem voor ons? Ik betoog dat in ons concept van kunst een ideaal centraal staat: wie naar een kunstwerk staat zoekt in dat werk tekenen van de maker. Een vervalsing verhindert dit doordat de vervalsing de verkeerde kant op wijst. Bij voorbeeld, Van Meegerens Emmausgangers deed zich voor als een werk dat kijkers uitnodigt om naar tekenen van Vermeer te zoeken, zoals we die in de rest van diens oeuvre zien. Een gevolg van dit ongepast wijzen (en het initiële geloof in het succes hiervan) is dat we ook de echte werken van Vermeer anders gingen zien. Wat ondermeer verklaart waarom Van Meegeren “er zo lang mee weg kon komen”. Een ander voorbeeld van ongepast wijzen is een popzanger die playbackt: hij is met zijn hoofd bij de timing, niet bij het liefje dat hij bezingt (en zet daarmee de kijker/luisteraar op een dwaalspoor).

Artistieke authenticiteit waarnemen is feilbaar (we kunnen voor de gek gehouden worden), en dat komt omdat het hier om subjectieve eigenschappen van een werk gaat, niet om objectieve. Door de objectieve eigenschappen van een werk wetenschappelijk in kaart te brengen breng je niet tevens de subjectieve in kaart. Wel stelt een objectieve benadering je doorgaans in staat om een vervalsing te ontmaskeren. Kunstliefhebbers zijn evenwel geïnteresseerd in de subjectieve kwaliteiten van een werk, de stijl, de schoonheid, artistieke kwaliteit of kracht, de expressie van het werk. Die zijn niet objectief te beschrijven. Maar het betreft hier wel echte eigenschappen van het werk. Hun gewaarwording door een gepast geïnformeerd en gepast gewezen beschouwer kan immers gedeeld worden,je kunt er samen van genieten. (Ze is niet subjectief op de manier waarop een associatie die je bij een werk hebt, met de begrafenis waar je juist vandaan komt, subjectief is. Je kunt tegen iemand anders zeggen dat jij die associatie hebt bij een werk maar die ander kan die gewaarwording niet met je delen).

Esthetische kwaliteiten zijn waargenomen kwaliteiten; objectieve kwaliteiten zijn wetenschappelijk bewijsbare kwaliteiten. Wij willen het origineel (en niet de perfecte vervalsing) omdat we in het origineel de maker zelf gewaarworden. Dat levert een historische sensatie, opnieuw een subjectieve kwaliteit van de werkelijkheid. Hiermee verdedig ik een esthetisch realisme; een realisme dat niet objectivistisch, maar subjectivistisch is.

 

Het schandaal rond Van Meegeren of het failliet van de connaisseur

In de lezing van dr. Frauke Laarmann-Westdijk op 13 oktober tijdens de landelijke dag van de faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit werd het schandaal rond de vervalsingen van Van Meegeren besproken vanuit een drieluik dat bestond  uit de geschiedschrijving rond Van Meegeren, de psychologie van de experts en de motieven voor het handelen op de kunstmarkt.

De Emmaüsgangers

 De geschiedschrijving rond de vervalsingen van Van Meegeren

Van Meegeren

Het blijkt lastig te zijn om de gebeurtenissen rond dit schandaal te ontdoen van alle interpretaties en legendevorming. Ook het zoeken naar betrouwbare literatuur is geen gemakkelijke taak vanwege de vele boeken die de laatste jaren over het onderwerp zijn verschenen, waarbij men serieuze vraagtekens kan zetten bij het waarheidsgehalte van de gepresenteerde ‘feiten’. Ook de bronnen, zoals getuigenverklaringen, blijken bij nader onderzoek niet altijd even betrouwbaar. Zo zijn er de hardnekkige verhalen dat Van Meegeren in de gevangenis dan wel in de gerechtszaal zou geschilderd hebben om te bewijzen dat hij de maker van de vervalsing van de Emmaüsgangers was.  Bekijkt men echter het beschikbare fotomateriaal van de rechtszaak dan ziet men dat de achtergrond van de foto waarop de schilderende Van Meegeren is afgebeeld noch met de achtergrond van de rechtszaal, noch met de gevangenis overeenkomen. Bovendien duurde het proces in oktober 1947 maar enkele dagen en die tijdspanne kun je geen volledig werk van dit kaliber schilderen. Uit nader onderzoek blijkt dan ook dat Van Meegeren in de zomer van 1945 heeft geschilderd in het Bureau Bestrijding Vermogensvlucht op Herengracht 458, het voormalige pand van Jacques Goudstikker, terwijl hij onder huisarrest stond.
Wat de literatuur betreft kan men vaststellen dat maar weinig auteurs daadwerkelijk proberen niet te veel te interpreteren of emoties aan het verhaal toe te voegen. De bundel van Friso Lammertse, uitgegeven door Museum Boijmans vindt de spreker het meest betrouwbaar. Verder zijn volgens haar de werken van Krueger, een zelfbenoemde Van Meegerenspecialist ook redelijk. Tenslotte haalt ze nog Van den Brandhof aan, het is de eerste omvangrijke documentenstudie waar iedereen op teruggrijpt.

Jonathan Lopez

‘The man who made Vermeers. Unvarnishing the legend of master forger Han van Meegeren’, uit 2008 van Jonathan Lopez is een werk waar Frauke Laarmann-Westdijk minder over te spreken is. Het boek wordt aangeprezen als een vernieuwende bijdrage dat een ander licht op de zaak zou werpen en onderbouwd met archiefmateriaal dat nog niet eerder aan bod zou zijn gekomen. Naast kritiek op de presentatie die eerder gericht is op een goede leesbaarheid dan op wetenschappelijke bruikbaarheid is er volgens de spreker het feit dat ondanks de ronkende aankondiging van nieuw archiefmateriaal, toch hoofdzakelijk wordt teruggegrepen op bestaande literatuur over de zaak. Bovendien zoekt Lopez volgens Laarmann vaak de emotie en zijn veel ‘bewijsvoeringen’ veelal hypotheses. Symptomatisch voor de werkwijze van Lopez is volgens haar het volgende voorbeeld:  Lopez ziet in een foto op de Duitse identiteitskaart van Van Meegeren een bewijs voor diens voorliefde voor het fascisme omdat Van Meegeren daar met een snor à la Hitler op staat afgebeeld. Lopez gaat hier voorbij aan het feit dat model van Hitlers’ snor voor die tijd niet ongewoon was en dat Hitler waarschijnlijk eerder een volger was van de heersende mode dan andersom en hij maakt van dit feit volgens de spreker een compleet melodrama. Bovendien zijn argumenten en documenten die de stelling van Lopez tegenspreken over het algemeen weggelaten. De moraal van het verhaal is dat men steeds kritisch moet blijven tegenover de bronnen.

 De psychologie van de experts

De vraag is hoe het mogelijk was dat de kunstkenners in de zaak ‘Van Meegeren’ zulke fouten hebben gemaakt bij het beoordelen van Van Meegerens’werken en hoe is het mogelijk dat de publieke opinie zo snel omsloeg ten faveure van Van Meegeren? Is het gewoon leedvermaak of is er meer? Dr. Laarmann-Westdijk verwijst naar het boek Ons feilbare denken, Thinking, fast and slow, (2011) van  de nobelprijswinnaar economie van 2002 en psycholoog, Daniël Kahneman. De auteur maakt in dit boek korte metten met de ‘homo economicus’, de mens die uitsluitend rationeel in eigenbelang handelt en denkt. Daniël Kahneman integreert psychologische inzichten met de economische wetenschap met betrekking tot het menselijk beoordelingsvermogen en de besluitvorming onder onzekerheid en dat laatste is precies waar we bij het beoordelen en toeschrijven van kunstwerken mee te maken hebben. Het blijkt dat we als mens risico’s niet realistisch kunnen inschatten en dat we consequent de kans op een specifiek geval overschatten. Ons denken wordt beïnvloed door vooroordelen en vooronderstellingen waarbij er de neiging is succes aan de eigen capaciteiten toe te schrijven en falen aan de omstandigheden, iets wat ook bij het beoordelen van kunst sterk tot uiting komt. Veel onderzoek door de expert gebeurt op basis van intuïtie waarbij de expert op basis van aanwijzingen toegang krijgt tot zijn geheugen waardoor intuïtie dus gelijk komt te staan met herkenning. Door de ‘herkenning’ neemt het kritisch vermogen echter af en kan de kenner blind worden voor datgene wat de herkenning tegenspreekt.
Moraal van het verhaal is volgens Frauke Laarmann-Westdijk, dat we kritisch moeten blijven niet alleen tegenover het denken van anderen, maar ook tegenover het eigen denken, de eigen hersenen.

Motieven voor het handelen in de kunstmarkt

Deze motieven staan in verband met de vraag over wat de koper verwacht van kunst. Historisch gezien bestaat er een lange traditie van kopiëren. Van de Oudnederlandse schilderkunst weten we dat goede werken herhaaldelijk werden gekopieerd, niet alleen als serieproducten uit hetzelfde atelier, maar ook door kunstenaars uit andere werkplaatsen, aldus Frauke Laarmann. Maar nu zoeken we het aura, de ervaring van het origineel. Zo wordt menig bezoeker ‘gegrepen’ door de ervaring van het aanschouwen van de originele Mona Lisa, terwijl het werk door dranghekken en andere veiligheidsmaatregelen minder goed zichtbaar is dan op een goede reproductie. Toch willen we volgens Frauke Laarmann het origineel, waar een zeker aura aan vastkleeft.
De vervalser van zijn kant speelt hier op in en schenkt de verblinde koper de mogelijkheid een eigen origineel met aura te verwerven. Als verdediging voor zijn bedrog hekelt de vervalser het snobisme, de hypocrisie en de geldzucht. De onlangs veroordeelde Duitse vervalser Beltracchi schrijft op zijn website: “Aus strafrechtlicher Sicht sind die Arbeiten Beltracchis als Fälschungen zu bezeichnen. Aus künstlerischer Sicht handelt es sich bei jedem Gemälde dennoch um ein eigenständiges, originales Werk.” Ook Van Meegeren gaf volgens Frauke Laarmann als motief aan dat hij zich als kunstenaar miskend voelde en dat hij kunstkenners te kijk wilde zetten. Het echte motief van de vervalser is echter meestal gewoon hebzucht. Hier sloot de spreker af met een laatste moraal van het verhaal: blijf kritisch ten opzichte van motieven van anderen en ook van jezelf.

Al met al was het een interessante lezing die naadloos aansloot bij de problematiek van Fake!. Overigens heeft de spreker over dit onderwerp ook een artikel gepubliceerd in Locus (Locus 31/2012, (pp 22-27)), het tijdschrift voor studenten Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit . In het artikel ‘De zaak Van Meegeren’ wordt vooral geprobeerd om zekere feiten omtrents Van Meegerens’vervalsingen te benoemen.

Een beeld is voor wie het waarneemt.

Beeldrecht, Kijkplicht en Borduurwerk

Over `Embroidery’ van Rob Scholte

1. BEELDRECHT
Als mensen elkaar aankijken gebeurt er altijd iets belangrijks: er wordt iets uitgewisseld. Van mij naar u, van u naar mij.1) Toen kolonisten in midden-Afrika en Papoea Nieuw-Guinea foto’s maakten van de mensen daar, voelden die zich beroofd van hun zelf en ontstaken in woede. Eenmaal van de schrik van die felle reacties bekomen, moeten die kolonisten dan uitgelegd hebben dat foto’s maar velletjes zijn, waar geen zielen of zelven aan vast zitten| maar ik betwijfel of ze het probleem wel goed begrepen. Het probleem zat hem in het af-beelden. Echte mensen, of dat nu stamgenoten of vijanden waren, mochten immers wel naar die Papoea’s kijken|echte mensen nemen daarbij niets weg van iemands beeld, en ze geven er iets voor terug: de eigen blik, het eigen beeld. En dat geldt ook voor u en mij. Mensen die elkaar aankijken bevestigen elkaar, ze beheren elkaar: de blik bewijst het bestaan van de bekekene.
Een foto is heel anders. Die geeft niets terug. En eenmaal afgedrukt kan men haar mee naar huis nemen en daar de bekekene bekijken zonder dat die daar zelf bij is. Wij lijken die oorspronkelijke verontwaardiging vergeten te zijn. Ik denk dat dat komt omdat we met zoveel afbeeldingen gebombardeerd worden en omdat we er zo heilig in geloven. Dat bombardement brengt nog een probleem aan het licht, nl. dat het weliswaar noodzakelijk is om mensen te zien en om gezien te worden door anderen als die zich in je omgeving bevinden -u en ik, bij voorbeeld- maar dat kijken naar afbeeldingen op basis van vrijwilligheid moet gebeuren, en die vrijwilligheid is momenteel zoek. Dat afbeelding iets anders is dan beeld, hoef ik u niet uit te leggen. Een afbeelding is inderdaad meestal een velletje waar naar gekeken kan worden. Maar beeld? Een Papoea is beeld, u bent beeld, en ik -al wat zichtbaar is en iets betekent voor de mensen die ernaar kijken, is beeld. De Erasmus-brug in Rotterdam is beeld. Iedereen kent die brug, iedereen herkent hem: we weten hoe hij eruit ziet. Of we nu naar de brug zelf kijken of naar een afbeelding ervan. Mij gaat het om het verschil tussen de brug zelf en de afbeelding ervan.
Het beeldrecht regelt onze omgang met beeld zowel als met afbeelding, maar volgens mij zit het daarbij zichzelf in de weg. Afbeelding is namelijk, net als het Engelse de-pict, het wegnemen van beeld: het beeld ergens vanaf halen. Nu beschermt het beeldrecht de makers van afbeeldingen tegen diefstal, maar het kan niet tegelijk ook het beeld zelf beschermen dat die makers hebben weggenomen van de dingen.
Ik denk dat Rob Scholte, ook nu in zijn Embroidery, maar ook elders in zijn werk, met beeld en afbeelding begaan is, en u, omdat u voor zijn werk komt, bent dat, denk ik, ook.
Heel kort mijn belangrijkste overwegingen:
1. Alles wat zichtbaar is is ook beeld : en beeld wordt het omdat het bekeken wordt. Door het te bekijken beheert men het|en dat is een interactief proces.
2. Afbeelding neemt dat beeld van de dingen af en neutraliseert daardoor die interactie tussen kijken en gezien worden.
3. Afbeeldingen worden gemaakt -ze ontstaan niet vanzelf- maar ze moeten ook bekeken worden: en in dat bekijken worden afbeeldingen beheerd|de kijker begrijpt, herkent, onthoudt een afbeelding.
4. Het beeldrecht nu regelt het recht van makers: makers van beelden en makers van afbeeldingen; het regelt niet de rechten van degenen die beeld hebben/zijn, noch van degenen die naar beeld kijken.
Ik denk dat het veel zal helpen wanneer we deze verbanden goed begrijpen en ik denk ook dat het een mooie introductie vormt voor de Emboidery van Rob Scholte.

2. BEELD MAKEN EN BEELD ZIJN
Rob vertelde me onlangs van zijn irritatie om alsmaar met BN-ers geconfronteerd te worden. Inderdaad, wie de televisie aanzet en wat rond-zapt ziet overal dezelfde incestueuze kliek die probeert de standaard Geert Wilders-achterban voor zich te winnen|ik wind me ook al op. Ik begreep wel waar Rob zich druk om maakte, en ook waarom het beeldrecht hem bezighoudt.2) Met Beeldrecht bedoelen we dat makers van afbeeldingen maar ook ontwerpers van objecten de publicatie van een afbeelding hiervan kunnen verhinderen. Bij voorbeeld mag je de Rotterdamse Erasmus-brug niet zomaar afbeelden in een of andere reclame-campagne. In zo’n reclame-campagne lijkt het dan alsof de Erasmus-brug woorden in de mond gelegd wordt.3)
Wij vinden blijkbaar ook dat iemand die een afbeelding maakt zekere rechten heeft: op die afbeelding, en dat anderen daar dan vanaf moeten blijven. Het onderwerp zelf, een brug die ontworpen is en alleen maar twee oevers staat te verbinden heeft dus een beeldrecht, maar wie een afbeelding maakt heeft er ook een.4) Het beeldrecht regelt alleen het respect voor het maakwerk  en niet het respect voor beeld dat al wat zichtbaar is ook is|dus niet het respect dat een Papoea, of een persoon voor zijn uiterlijk verdient.5)

3. BEELD EN BETEKENIS: KIJKEN IS BEHEREN
Misschien gaat die nadruk op beeld maken -in plaats van op beeld zijn- ervan uit dat alles in een gemaakt beeld er voor een welbepaalde reden zit. Maar misschien ook geldt dat alleen voor de zogenaamde meesterwerken -waarbij de kunstenaar zo geniaal is dat hij volledig bepaalt wat de aard en betekenis van zijn werk is- maar dat is een onhoudbaar idee, vindt ook Rob Scholte. Een kunstenaar bedenkt wel iets en stopt er ook heel wat energie en zorg in om zijn werk te realiseren, maar welke betekenissen dat werk vervolgens krijgt geeft hij uit handen. De betekenis van een beeld is altijd groter dan wat de maker voor ogen had. Ofwel: de maker bepaalt veel maar iets wat wezenlijk bij het beeld hoort, nl. zijn betekenis, komt pas tot stand wanneer mensen er gebruik van gaan maken.6) Rob Scholte ziet veel van zijn werken als recepten, en hij vindt het geen probleem om die door anderen te laten uitvoeren. Hij is niet de enige die de betekenis van zijn werk bepaalt. Wie doen daar verder nog aan mee, buiten de assistenten in zijn werkplaats? Wie bepalen de betekenis van een beeld? Ik doel niet op de critici en andere interpreten die het beeld proberen te interpreteren. Immers, hun interpretaties ontlenen hun geldigheid aan de betekenis van het werk|die voor iedere kijker vaststelbaar is. Wat dan geeft een beeld zijn betekenissen?
Ik zei boven al dat we tegenwoordig met beelden gebombardeerd worden – en die oorlogstaal is bewust gekozen. Hoe verhoudt zich dat bombardement tot het beeldrecht? Dat boeit Rob Scholte en het boeit mij. Waarom zijn de gezichten van Gordon en Gerard Joling niet allang ieders bezit? Deze televisie-persoonlijkheden hebben hun eigen iconiciteit allang ter beschikking van de televisie gesteld, uit handen gegeven.
Is kijken naar een beeld, en het dan herkennen als het beeld dat het is, niet juist de manier waarop het beeld bezeten wordt als het beeld pas in die ervaring zijn betekenis krijgt? Eerst willen ze dat we ons overgeven aan hun beeld en dan moeten we hun beeldrecht respecteren? Televisie-persoonlijkheden willen niet dat wij hun beeld kapen|net als de Papoea’s| maar ze vinden het prima dat ze eerst gefi lmd worden?

4. BEELDRECHT EN KIJKPLICHT
Logo’s zijn ook interessant in dit opzicht. Wat de Coca-Cola Company wil is dat iedereen, waar ook ter wereld, bij het zien van hun logo onmiddellijk aan Coca-Cola denkt. En wij doen dat ook braaf|alsof we de keus hadden.7)
Een logo is niets waard zonder mensen die het herkennen. Het publiek is dus even belangrijk voor het succes van het beeld als de makers en legale bezitters ervan. Je zou het in juridische termen zo kunnen zeggen: de Coca-Cola Company heeft het recht -het beeldrecht|om van alle mensen te eisen dat ze hun logo herkennen, maar dat is een plicht|een kijkplicht. Voor wat hoort wat, zou ik zeggen. Je kunt niet van iedereen eisen dat ze meewerken aan het beeldrecht van Coca-Cola zonder voor die inspanning iets terug te krijgen.
Ik vraag me met andere woorden af waarom het beeldrecht zo eenzijdig is opgesteld; waarom zit er geen kijkers-kant aan?8) Volgens mij is het beeldrecht maar half begrepen: de eigenaar van het beeld legt beslag op andere mensen, door van hen te eisen dat ze alleen op de door de maker of zijn wettelijke vertegenwoordiger gewenste manier naar het beeld kijken. Maar die kijkers krijgen nergens krediet voor het feit dat ze die beelden zo netjes beheren door er maar steeds weer op de juiste manier naar te kijken. Beeldrecht is dus kijkplicht, maar hoe zit het met het beeldbombardement? Hoe kan iemand menen dat het in orde is om mensen met zeer grote frequentie beelden op te dringen?
Waarom heb ik het over opdringen? Die afbeeldingen zijn er toch alleen maar, en men kan er toch zoveel of zo weinig naar kijken als men zelf wil? Dat hier van opdringerig handelen sprake kan zijn, is moeilijk te accepteren. Maar stelt u zich dit spelletje eens voor dat mijn zoons onder het eten met ons spelen: we maken een cirkeltje met duim en wijsvinger en als een ander zich dan laat verleiden om in dat cirkeltje te kijken, mogen we hem een tik geven (vriendschappelijk uiteraard). Mijn zoons houden dat langer vol dan wij en op den duur wordt dat irritant, want je kunt niet meer gewoon om je heen kijken naar iets als het beweegt|terwijl kijken zo toch \bedoeld” is. De dwang in het vingers-cirkeltje is eendimensionaal: kijken betekent klappen krijgen. Het Coca-Cola logo zien is bezet worden met een gedachte over Coca-Cola. Mutatis mutandis worden we net zo gecontroleerd door het beeld-bombardement op televisie. Beeld is niet vies, begrijpt u me niet verkeerd. Ik wil alleen de vigerende moreel-juridische prioritering omkeren: van de maker van het beeld naar degene die ernaar kijkt. De eerste bedenkt het beeld weliswaar- en dat is wat waard- maar het zijn de kijkers die het beeld beheren. Hun beeldrecht is onze kijkplicht, een inbreuk op de vrije waarneming.

5. EMBROIDERY
Tot zover de logica van het beeldrecht. Kunstenaars die andermans beelden verwerken, doen wat kijkers altijd al doen: ze beheren de beelden. Zo toont Rob Scholte in Embroidery afbeeldingen die door anderen handmatig gemaakt zijn. Presenteert hij die borduurwerkjes als readymades? Marcel Duchamp koos zijn “unassisted readymades” als ze hem visueel onverschillig lieten. Duchamp probeerde iets te vinden wat geen betekenis heeft. Daar gaat het Rob Scholte in dit geval niet om, maar men kan zien dat zijn Embroidery tegen deze achtergrond begrepen mag worden.
Hoe kijkt iemand normaal gesproken tegen borduurwerk aan? U weet wel welke mensen borduren: huisvrouwen doorgaans, van een zekere leeftijd- en het zijn er steeds minder, waarschijnlijk omdat ze hun lege tijd tegenwoordig vullen door tv te kijken, naar Gordon, Vermist en Lieve Paul. Borduurwerk is werken naar een recept: een vrouw kiest een ontwerp, met bijbehorend garen en gaat aan de slag. Dat vereist zeker geen genialiteit. Een kind kan de was doen. Maar wat doet zo’n vrouw al die uren? Wel, ze gaat zitten in een gemakkelijke stoel, legt haar spulletjes klaar, kopje thee erbij. Dan kijkt ze bewonderend naar het plaatje dat ze heeft uitgekozen|omdat ze het schilderij zo mooi vond. Ja, ze gaat samenwerken met de schilder, legt een knoopje in haar eerste draad en werkt die kleur af -ze werkt aan de voorkant, waar ze het beeld langzaam ziet ontstaan. Als de draad op is knoopt ze er een andere aan, enz. Na pakweg tien, vijftien uur borduren wordt haar bevrediging alsmaar groter. En ondertussen mediteert ze over haar leven, over de kinderen die straks uit school komen, over de buurvrouw en haar alcoholische ex, over die aardige kruideniersvrouw van vier deuren verder. Ik laat me gaan. Er speelt zich een leven af achter het borduurwerkje, maar aan het resultaat zelf zie je dat niet af.
Wat je ziet is een lapje dat een groots kunstwerk naar de kroon steekt, maar je vraagt je af waar zo’n pretentie op gebaseerd is. Niets van de subtiliteit van een Vermeer zie je terug in het geborduurde straatje. Materiaalbehandeling? Verfdikte, precisie? Detail? De stijl van de schilder die Han van Meegeren zo meesterlijk vervalste? Een kunstkenner haalt natuurlijk zijn neus op voor zoveel kitscherige miskenning: aan borduren is geen kunst aan. Niets van dat. Het borduurwerk haalt het niet bij het origineel, het is er niet eens een vervalsing van, doet zelfs geen inbreuk op het beeldrecht.
En toch doen we met dit dedain onrecht aan het gewone, aan de vele vele uren toewijding van al die vrouwen, en aan het praktijkje waar ze deel van uitmaken. Een praktijkje van vrouwen die elkaars werkjes bewonderen om- dat ze weten welk mens erin schuilgaat.
Voor ons vereiste het een Rob Scholte om die toewijding ook echt te zien. Hij zag dat deze werkjes aan de achterkant leven. Daar zie je de draden lukraak verspringen, daar zie je de soms dikke knopen. Aan de achterkant zie je de worsteling van de afbeelding, een worsteling om tot stand te komen. Aan de achterkant kan men zich een voorstelling maken van de inspanning van het beeldmaken-meer dan aan het a e beeld aan de voorkant. De achterkant ontmaskert of bruuskeert de borduurster niet; de achterkant laat haar liefdevolle toewijding zien.
En wie, nu, is de maker van deze beelden? Alsof ons die vraag echt interesseert|wij genieten van wat we te zien krijgen, komen graag tegemoet aan onze kijkplicht. Maar toch nog even: Vermeer heeft het borduurwerk niet gemaakt; de borduurster heeft de afbeelding niet gemaakt; Rob Scholte heeft de achterkant niet gemaakt. Het beeld is er en het wordt in de Embroidery van Rob Scholte beheerd. Rob Scholte bevestigt de kijkplicht-zijde van het beeldrecht, en hij leert ons ook om deze beelden te zien. Ere wie ere toekomt.

NOTES
1) Deze opmerking werkt bij lezers uiteraard anders dan bij toehoorders. Gelieve de lezer
zich voor te stellen een lezing aan te horen.
2) “Beeldrecht” wordt beschouwd als een artikel in de auteurswet, maar in strikte zin is
het geen juridische term. De auteurswet is met 112 artikelen tamelijk uitgebreid, maar ze
richt zich uitsluitend op de representaties, en niet op de manieren waarop die de mensen
mobiliseren. Voor het portretrecht, zie http://www.wetboek-online.nl/wet/Aw/19.html.
3) Alsof zo’n brug in zijn eigen context (liever) iets anders zou zeggen.
4) Als een wetenschapper iets bedenkt mogen anderen dat best herhalen|dat is zelfs
de bedoeling|alleen niet in precies dezelfde bewoordingen. Het auteursrecht slaat op de
formulering en niet op de inhoud daarvan, de ideeen die men bedenkt. Zo had ik vorig jaar een student die twee artikelen integraal had overgenomen van het internet, maar zich wel de moeite had getroost om de formuleringen te veranderen . . . De belangrijkste woorden had hij vervangen door synoniemen. Je zou denken dat hij daarmee keurig binnen de marges van het auteursrecht bleef, want de formulering was anders, ook al had hij de gedachten wel overgenomen. Maar we gebruiken tegenwoordig plagiaatsoftware en die maalt er niet om welke woorden er gekopieerd zijn. Alle woorden horen bij het beeld van een tekst, ook de in onze ogen (!) onbelangrijke woorden. Plagiaat komt tegenwoordig in procenten, in het geval van deze student: 92%. Had hij de gedachten in die artikelen kunnen overnemen zonder de zichtbare formulering|het beeld|waarin die gegoten is? Misschien kan dat wel niet: naarmate de gedachten meer samenhang vertonen worden ze vanzelf beeld. Hegel zei dat in schoonheid de zintuiglijke gestalte zich perfect plooit naar de geest. En Aristoteles zag al dat men van een goed kunstwerk niets kon wegnemen zonder het werk beslissend te veranderen. Het auteursrecht is dus eigenlijk een soort beeldrecht, eerder dan andersom, geloof ik. Teksten hebben ook een beeld, waarin alles doelbewust met alles samenhangt.
5) Uitzonderingen als ons koningshuis daargelaten.
6) Iemand die Magritte-achtig-absurde afbeeldingen maakt, maar in, zeg, de stijl van Picasso,
vervalst die Picasso of Magritte? Plus, tegenwoordig kun je zoiets op de computer met een druk op een knop doen. En vervalser Han van Meegeren die met de Emmausgangers een schilderij maakte “in de stijl van” Vermeer, heeft toch in strikte zin niets vervalst wat al bestond. Zijn misdaad bestond alleen uit het feit dat hij met “Vermeer” signeerde.
Ik ben geen jurist, en ik neem aan dat in voorkomende gevallen de rechter er soms een hele kluif aan heeft om vast te stellen hoe het zit|maar ik neem ook aan dat er in de praktijk
juridisch altijd wel uit te komen is.
7) U denkt misschien: hoezo is dat een “doen”? Die vraag wil ik precies genereren, want
ook al hebben we niet echt een keus (zozeer worden we met dit soort beelden gebombardeerd) toch is het iets wat activiteit van ons vereist.
8) Als je daar over nadenkt, merk je al snel dat de kijker meer gediend is van een antibeeldrecht: het recht om beeld te weigeren, maar dat is, gek genoeg, moeilijk te handhaven.
De enige manier om van je anti-beeldrecht gebruik te maken is door de andere kant op te
kijken, maar dan heb je het al gezien, toch?

Rob van Gerwen, Universiteit Utrecht
Rob.vanGerwen@phil.uu.nl