Fake! groot succes.

fake DSC03040In een uitverkocht auditorium van de Radboud Universiteit Nijmegen werd op 14 december het symposium over kunstvervalsing, Fake! gehouden. Het werd een groot succes ondanks enkele “technische” problemen. Zo dreigde treinstoring aanvankelijk roet in het eten te strooien maar uiteindelijk liep toch alles op rolletjes. Dagvoorzitter prof. Paul van den Akker opende het symposium iets later dan gepland zodat toch bijna iedereen aanwezig kon zijn ondanks de vervoersproblemen. Friso Lammertse behandelde als eerste spreker de zaak Van Meegeren waarbij een hele rits bekende,  maar ook onbekende details de revue passeerden. Tijdens een helder betoog werd getracht het handelen van alle acteurs in deze zaak te begrijpen. Ook de figuur van Van Meegeren zelf werd van verschillende kanten belicht. De tweede spreker Michel van de Laar haakte in op het betoog van de vorige spreker maar dan op het vlak van de wondere wereld van de verfchemie waarbij diverse vervalsingstrucs en maskeringsoperaties aan bod kwamen. Ook had hij nog een aantal totaal onbekende wetenswaardigheden in petto die nergens in de literatuur vermeld staan. Door het belichten van deze technische aspecten kregen we ook een betere kijk op het werk van de experts en de moeilijkheden die kunnen opdoemen bij het beoordelen van een kunstwerk op haar echtheid. Na de lunch werd de spits afgebeten door dr. Rob van Gerwen. Ook deze spreker haakte na een kort inleidend verhaal aan bij de wellicht beroemdste vervalsingszaak aller tijden: de zaak van Meegeren. De filosoof betoogde dat  wie naar een kunstwerk staart  in dat werk tekenen zoekt van de maker. Een vervalsing verhindert dit doordat de vervalsing de verkeerde kant op wijst. Zo zocht iedereen naar tekenen van Vermeer zoals we die in de rest van diens oeuvre zien en en het gevolg was dat we het dit oeuvre ook met andere ogen gingen bekijken. De laatste spreker was voor het aanwezige publiek de grote onbekende omdat juridische zaken nu eenmaal haast niet aan bod komen in het cultuurwetenschappelijk debat. Het werd een boeiende rondleiding in de juridische wereld aan de hand van het begrip kunstvervalsing door Mr. Gino van Roeyen van Banning advocaten. Hij slaagde er in zijn publiek te boeien met deze voor hen onbekende materie en wierp zodoende ook een ander licht op de diverse vragen die samenhangen met het begrip kunstvervalsing, En passant confronteerde hij iedereen ook met het de vraag wat  nu eigenlijk  kunst is, aan de hand van enkele voorbeelden uit de juridische praktijk. Al met al een frisse en boeiende aanvulling op de lezingen van zijn voorgangers.

Doordat de diverse sprekers steeds een andere focus richtten op het onderwerp kunstvervalsing werd het beeld vrij compleet en ontstond er een beter en breder begrip. Van elk betoog zal binnenkort een korte samenvatting op de site gezet worden.

Kunst,een linkse of een rechtse hobby?

Kunst wordt vaak gezien als een linkse hobby

In de recente politieke ontwikkelingen worden kunst en cultuur afgeschilderd als linkse hobby’s, maar als we naar de economische realiteit kijken dan kunnen we daar op zijn minst enkele kanttekeningen bij plaatsen  en moeten we ons zelfs afvragen of de stelling dat kunst een linkse hobby is überhaupt enig hout snijdt. Is het niet zo dat kunst eerder een  statussymbool  geworden is dat onderhevig is aan manipulaties van marketeers en andere stakeholders in de kunstwereld, waarbij de waarde van een kunstwerk uitgedrukt wordt in geld, haar bijdrage aan een bepaalde lifestyle of een bepaalde economische performance en niet in schoonheid of culturele waarde en minder gezien wordt als historisch en intellectueel erfgoed? Is kunst dus niet eerder verworden tot een beleggingsinstrument dat net zo gevoelig is voor fraude en  manipulaties als andere speculatieve beleggingsproducten, is kunst dus niet eerder een rechtse dan een linkse hobby? Wat is in feite de plaats van kunst in de economische realiteit?

Kunst, cultuur en city marketing

maastricht culturele hoofdstad 2018Maastricht en de Euregio doen op dit moment er alles aan om in 2018 Culturele Hoofdstad van Europa te worden. De reden is eenvoudig: vooruitzichten op meer economische groei en aantrekkelijker worden als vestigingsplaats van (internationale) grote bedrijven.Het aanbod aan kunst en cultuur is een zeer belangrijk onderdeel van city marketing geworden. In de conceptbegroting van ‘s-Hertogenbosch voor 2012 wordt het als volgt verwoord: “Theater, beeldende kunst, amateurkunst, muziek en cultuurhistorie zijn de hoofdingrediënten van onze culturele vitaliteit. De aantrekkelijkheid van ‘s-Hertogenbosch als woonstad, centrumstad en als vestigingsstad voor bedrijven is in hoge mate te danken aan ons vitaal cultureel klimaat.

Kunst als product
Kunst en cultuur zijn vandaag  de dag niet echter niet alleen een onderdeel van het city management geworden, kunst op zich is ook een belangrijk economische product en als zodanig onderworpen aan economische wetten en een onderwerp van marketingstrategieën. Vraag en aanbod bepalen de economische waarde van een kunstwerk. De economische waarde komt daarbij overigens niet altijd overeen met de kunsthistorische waarde, maar kan deze wel beïnvloeden. Kunst is als product een onderdeel van de internationale economische realiteit. Dit brengt ons bij de vraag naar grootte en omvang van de internationale kunstmarkt en haar belang voor de economie. In het jaarlijkse rapport over de kunstmarkt van Artprice, dat gebaseerd is op meer dan 6 miljoen verkochte kunstobjecten in ca. 4500 veilinghuizen,  wordt aangegeven dat ondanks de crisis, 2011 een topjaar was met wereldwijd een totale omzet van $ 11,57 miljard in deze veilinghuizen, een stijging met ongeveer $ 2 miljard ten opzichte van de resultaten van 2010. De inkomsten voor de veilinghuizen uit commissies en fees kan met schatten op ca 20 á 30% van de behaalde omzet wat neerkomt op ca. 2 á 3 miljard inkomsten voor deze veilinghuizen. Daarnaast is er nog een enorme markt van kleinere veilinghuizen, kunstgaleries, internet verkoopsites en directe verkoop door de kunstenaars zelf, deze cijfers zijn niet besloten in de cijfers van Artprice. De kunstmarkt wereldwijd is met andere woorden big,big business.

De verwevenheid van de kunstmarkt met de reële economie wordt mooi geïllustreerd door het verhaal achter onderstaande grafiek uit de site www.beleggersbelangen.

Sothenby's als voorspeller van zeepbellen

Sothenby’s als voorspeller van zeepbellen

Op de grafiek is duidelijk te zien dat economische malaise zoals tijdens de Japanse beurskrach, het knappen van de internetzeepbel en de huidige kredietcrisis steeds voorafgegaan worden door een scherpe daling van het aandeel Sotheby’s. De verklaring zou zijn dat rijken en superrijken in tijden van economische voorspoed steeds meer statussymbolen kopen in plaats van luxegoederen omdat zij deze laatste al voldoende bezitten. Wanneer de economische wind echter begint te draaien merken veilinghuizen die gespecialiseerd zijn in deze extravagante luxe dit als eerste. Ze kunnen dan de verwachtingen niet meer waar maken en de aandelen van deze veilinghuizen dalen dan sterk. Het knappen van een economische zeepbel wordt dan in feite voorafgegaan door het knappen van een kunstbel.

Na een vastgoed zeepbel ook een kunstzeepbel?
We spreken van een economische zeepbel wanneer de taxatieprijs van een goed snel toeneemt totdat een onhoudbaar niveau wordt bereikt ten opzichte van de financieringslast en het rendement of tot het moment dat er  in de markt twijfel ontstaat over die veronderstelde waarde. De zeepbel spat uit elkaar omdat veel spelers in de markt mogelijke verliezen willen inperken en daarom de producten of goederen massaal  ter verkoop aanbieden waardoor de prijzen snel zakken en de financiers van de aankoop in de problemen kunnen komen, soms met desastreuze gevolgen voor de economie, zoals bijvoorbeeld tijdens het uit elkaar spatten van de vastgoedzeepbel in de Verenigde Staten een aantal jaren geleden is gebeurd. We kunnen ons afvragen of de snel stijgende prijzen voor kunst ook kunnen leiden tot een soort van kunstzeepbel. Het antwoord is ja.

In de periode 2005-2008 explodeerden de prijzen voor eigentijdse kunst. De vraag steeg enorm en de grote kunsthandelshuizen hielden het aanbod schaars. De Britse kunstcriticus en BBC-journalist Ben Lewis maakte er een spraakmakende documentaire over: “The Great Contemporary Art Bubble”.Hieronder een korte trailer:

Ben Lewis laat een onthutsend beeld zien van manipulaties en bedrog waarbij kunsthandelaren, veilinghuizen, banken, rijke verzamelaars en kunstenaars als Damien Hirst samen speelden om het grote geld. Op 15 september 2008, de dag dat Lehmann Brothers ten onder ging verkocht Damien Hirst buiten de dealers om voor $ 127 500 000,- aan kunstwerken uit de laatste 2 jaren van zijn productie. Na de veiling van Hirst werd de dreiging van een mondiale kredietcrisis duidelijk en de markt voor eigentijdse kunst stortte in elkaar. In mei 2009 waren de prijzen voor deze kunst met 50% gedaald en op 5 mei kreeg het aandeel Sotheby’s de zogenaamde junkstatus van kredietbeoordeler S&P. Hirst slaagde op de veiling van Sotheby’s in Doha in maart 2009 er niet in werk te verkopen, in New York werd op de veiling van Sotheby’s zelfs geen ‘Hirs’ meer aangeboden. Vanaf 2010 hersteld de markt zich en ook Hirst komt er weer boven op. Bij dit alles kan men zich afvragen waar de status van het kunstenaarschap van Damien Hirst nu eigenlijk vandaan komt. Wat is echt Damien Hirst, echt kunst en wat is het product van marketing en artrhet stelen ervan?

Bovenstaande voorbeelden zijn slechts een greep uit de brede waaier van gebeurtenissen en feiten die aantonen dat kunst eerder een rechtse dan een linkse hobby en dat kunst vooral de speeltuin dreigt te worden van een rijke bovenlaag die met elkaar vecht om het grootste deel van de gigantische winst die met de kunsthandel wereldwijd gemaakt wordt. Ook lijkt het er op dat de kunstwereld gecorrumpeerd wordt door het grote geld en dat het blikveld van kunstkenners en – historici vertroebeld wordt door de rookgordijnen van de commercie. Luider wordt de roep om een ‘art police’ voor de bestrijding van fraude en misleiding, zaken die zowel ‘links’ als ‘rechts’ schade toebrengen.

Welke Echtheid? De spagaat van de restaurateur

Een restaurateur beoogt een schilderij te herstellen. Een schilderij is een canvas met verf erop. Maar het canvas met verf is slechts waar het kunstwerk “woont”. Het werk is in die verf geplaatst en wordt daar gezien door gepast geïnformeerde mensen – een kunstenaar en een kunstpubliek. Het zien van een werk vereist ook een begrijpen . . .waarom de kunstenaar het werk zo maakte en niet anders. Dat laatste moet iets te maken hebben met de persoon van de kunstenaar. Om Van Goghs Slaapkamer te Arles als een kunstwerk te zien moeten we het bed herkennen en we moeten begrijpen dat Van Gogh de verf op zeer aparte manier op het canvas heeft gesmeerd, dat het werk figuratief en expressief is. Of hier in een microscoop iets van zichtbaar wordt, lijkt me de vraag.

Van Gogh’s Slaapkamer te Arles is er voor belichaamde mensen om naar te kijken en iets bij te denken en te voelen. En als we de verf op het canvas zo zien, zien we iets van de man Van Gogh. In al die dingen zien we, hoewel vaak onmerkbaar, de kleinste subtiliteiten. Het is zo’n beetje als uw partner aankijken en aan het ongemak in haar ogen zien dat ze vreemd is gegaan. Ga niet over uw inzichten in discussie met haar – ze zal ontkennen. Probeer ook niet aan een ander te beschrijven wat u gezien hebt – waar zou u moeten
beginnen? Ga ook geen foto van uw partner maken (om te analyseren, met een microscoop bij voorbeeld)|die foto komt te laat, de blik is alweer anders.
Nu is een schilderij een statisch ding, maar subtiel is het zeker. We kunnen die kleine subtiliteiten in Van Gogh’s Slaapkamer niet onder woorden brengen en missen ook wel een en ander – en daarom loont het ook om bij het werk terug te keren.

U begrijpt: het is voor de liefhebber van het grootste belang dat hij naar het echte doek kijkt dat Van Gogh zelf geschilderd heeft, en niet naar een vervalsing. Zo’n vervalsing vertoont wellicht grote gelijkenis (we zien het verschil niet) maar maakt toch het grootste verschil. De subtielste afwijkingen in Van Gogh’s verfstreken kunnen verstoord zijn – plots vertelt uw partners blik u niet meer dat ze is vreemdgegaan. Daarom hechten we zo aan kunst en daarom heeft kunst ook zo’n grote economische waarde kunnen verwerven. En daarom ook is het van het grootste belang dat we die werken herstellen. Maar nu komt de paradox: hoe doet men dat?

Staat men oog in oog met een werk dat door wateroverlast, krimp en uitzetting, vernislagen en de verwijdering daarvan zo beschadigd is als Van Gogh’s Slaapkamer, welke hoop is er dan op terugvinden van Van Gogh’s penseelstreek? Moet men hier wetenschappelijk teweeg gaan en met de beste instrumenten en natuurwetenschappelijke theorieën (en historische en biografische kennis) vaststellen wat eerder, wat later aan het canvas is toegevoegd? Is het zeker dat dat ons het doek dat we willen zien, Van Gogh’s Slaapkamer, naderbij zal brengen? De restaurateur moet in de huid van de schilder kruipen en zijn esthetische keuzen maken – anders is hij gewoon een goedbedoelende vervalser. Maar wie kan dat? Een onmogelijk dilemma.

Rob van Gerwen
http://blog.hum.uu.nl/robvangerwen/

Rob.vanGerwen@phil.uu.nl