Het schandaal rond Van Meegeren of het failliet van de connaisseur

In de lezing van dr. Frauke Laarmann-Westdijk op 13 oktober tijdens de landelijke dag van de faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit werd het schandaal rond de vervalsingen van Van Meegeren besproken vanuit een drieluik dat bestond  uit de geschiedschrijving rond Van Meegeren, de psychologie van de experts en de motieven voor het handelen op de kunstmarkt.

De Emmaüsgangers

 De geschiedschrijving rond de vervalsingen van Van Meegeren

Van Meegeren

Het blijkt lastig te zijn om de gebeurtenissen rond dit schandaal te ontdoen van alle interpretaties en legendevorming. Ook het zoeken naar betrouwbare literatuur is geen gemakkelijke taak vanwege de vele boeken die de laatste jaren over het onderwerp zijn verschenen, waarbij men serieuze vraagtekens kan zetten bij het waarheidsgehalte van de gepresenteerde ‘feiten’. Ook de bronnen, zoals getuigenverklaringen, blijken bij nader onderzoek niet altijd even betrouwbaar. Zo zijn er de hardnekkige verhalen dat Van Meegeren in de gevangenis dan wel in de gerechtszaal zou geschilderd hebben om te bewijzen dat hij de maker van de vervalsing van de Emmaüsgangers was.  Bekijkt men echter het beschikbare fotomateriaal van de rechtszaak dan ziet men dat de achtergrond van de foto waarop de schilderende Van Meegeren is afgebeeld noch met de achtergrond van de rechtszaal, noch met de gevangenis overeenkomen. Bovendien duurde het proces in oktober 1947 maar enkele dagen en die tijdspanne kun je geen volledig werk van dit kaliber schilderen. Uit nader onderzoek blijkt dan ook dat Van Meegeren in de zomer van 1945 heeft geschilderd in het Bureau Bestrijding Vermogensvlucht op Herengracht 458, het voormalige pand van Jacques Goudstikker, terwijl hij onder huisarrest stond.
Wat de literatuur betreft kan men vaststellen dat maar weinig auteurs daadwerkelijk proberen niet te veel te interpreteren of emoties aan het verhaal toe te voegen. De bundel van Friso Lammertse, uitgegeven door Museum Boijmans vindt de spreker het meest betrouwbaar. Verder zijn volgens haar de werken van Krueger, een zelfbenoemde Van Meegerenspecialist ook redelijk. Tenslotte haalt ze nog Van den Brandhof aan, het is de eerste omvangrijke documentenstudie waar iedereen op teruggrijpt.

Jonathan Lopez

‘The man who made Vermeers. Unvarnishing the legend of master forger Han van Meegeren’, uit 2008 van Jonathan Lopez is een werk waar Frauke Laarmann-Westdijk minder over te spreken is. Het boek wordt aangeprezen als een vernieuwende bijdrage dat een ander licht op de zaak zou werpen en onderbouwd met archiefmateriaal dat nog niet eerder aan bod zou zijn gekomen. Naast kritiek op de presentatie die eerder gericht is op een goede leesbaarheid dan op wetenschappelijke bruikbaarheid is er volgens de spreker het feit dat ondanks de ronkende aankondiging van nieuw archiefmateriaal, toch hoofdzakelijk wordt teruggegrepen op bestaande literatuur over de zaak. Bovendien zoekt Lopez volgens Laarmann vaak de emotie en zijn veel ‘bewijsvoeringen’ veelal hypotheses. Symptomatisch voor de werkwijze van Lopez is volgens haar het volgende voorbeeld:  Lopez ziet in een foto op de Duitse identiteitskaart van Van Meegeren een bewijs voor diens voorliefde voor het fascisme omdat Van Meegeren daar met een snor à la Hitler op staat afgebeeld. Lopez gaat hier voorbij aan het feit dat model van Hitlers’ snor voor die tijd niet ongewoon was en dat Hitler waarschijnlijk eerder een volger was van de heersende mode dan andersom en hij maakt van dit feit volgens de spreker een compleet melodrama. Bovendien zijn argumenten en documenten die de stelling van Lopez tegenspreken over het algemeen weggelaten. De moraal van het verhaal is dat men steeds kritisch moet blijven tegenover de bronnen.

 De psychologie van de experts

De vraag is hoe het mogelijk was dat de kunstkenners in de zaak ‘Van Meegeren’ zulke fouten hebben gemaakt bij het beoordelen van Van Meegerens’werken en hoe is het mogelijk dat de publieke opinie zo snel omsloeg ten faveure van Van Meegeren? Is het gewoon leedvermaak of is er meer? Dr. Laarmann-Westdijk verwijst naar het boek Ons feilbare denken, Thinking, fast and slow, (2011) van  de nobelprijswinnaar economie van 2002 en psycholoog, Daniël Kahneman. De auteur maakt in dit boek korte metten met de ‘homo economicus’, de mens die uitsluitend rationeel in eigenbelang handelt en denkt. Daniël Kahneman integreert psychologische inzichten met de economische wetenschap met betrekking tot het menselijk beoordelingsvermogen en de besluitvorming onder onzekerheid en dat laatste is precies waar we bij het beoordelen en toeschrijven van kunstwerken mee te maken hebben. Het blijkt dat we als mens risico’s niet realistisch kunnen inschatten en dat we consequent de kans op een specifiek geval overschatten. Ons denken wordt beïnvloed door vooroordelen en vooronderstellingen waarbij er de neiging is succes aan de eigen capaciteiten toe te schrijven en falen aan de omstandigheden, iets wat ook bij het beoordelen van kunst sterk tot uiting komt. Veel onderzoek door de expert gebeurt op basis van intuïtie waarbij de expert op basis van aanwijzingen toegang krijgt tot zijn geheugen waardoor intuïtie dus gelijk komt te staan met herkenning. Door de ‘herkenning’ neemt het kritisch vermogen echter af en kan de kenner blind worden voor datgene wat de herkenning tegenspreekt.
Moraal van het verhaal is volgens Frauke Laarmann-Westdijk, dat we kritisch moeten blijven niet alleen tegenover het denken van anderen, maar ook tegenover het eigen denken, de eigen hersenen.

Motieven voor het handelen in de kunstmarkt

Deze motieven staan in verband met de vraag over wat de koper verwacht van kunst. Historisch gezien bestaat er een lange traditie van kopiëren. Van de Oudnederlandse schilderkunst weten we dat goede werken herhaaldelijk werden gekopieerd, niet alleen als serieproducten uit hetzelfde atelier, maar ook door kunstenaars uit andere werkplaatsen, aldus Frauke Laarmann. Maar nu zoeken we het aura, de ervaring van het origineel. Zo wordt menig bezoeker ‘gegrepen’ door de ervaring van het aanschouwen van de originele Mona Lisa, terwijl het werk door dranghekken en andere veiligheidsmaatregelen minder goed zichtbaar is dan op een goede reproductie. Toch willen we volgens Frauke Laarmann het origineel, waar een zeker aura aan vastkleeft.
De vervalser van zijn kant speelt hier op in en schenkt de verblinde koper de mogelijkheid een eigen origineel met aura te verwerven. Als verdediging voor zijn bedrog hekelt de vervalser het snobisme, de hypocrisie en de geldzucht. De onlangs veroordeelde Duitse vervalser Beltracchi schrijft op zijn website: “Aus strafrechtlicher Sicht sind die Arbeiten Beltracchis als Fälschungen zu bezeichnen. Aus künstlerischer Sicht handelt es sich bei jedem Gemälde dennoch um ein eigenständiges, originales Werk.” Ook Van Meegeren gaf volgens Frauke Laarmann als motief aan dat hij zich als kunstenaar miskend voelde en dat hij kunstkenners te kijk wilde zetten. Het echte motief van de vervalser is echter meestal gewoon hebzucht. Hier sloot de spreker af met een laatste moraal van het verhaal: blijf kritisch ten opzichte van motieven van anderen en ook van jezelf.

Al met al was het een interessante lezing die naadloos aansloot bij de problematiek van Fake!. Overigens heeft de spreker over dit onderwerp ook een artikel gepubliceerd in Locus (Locus 31/2012, (pp 22-27)), het tijdschrift voor studenten Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit . In het artikel ‘De zaak Van Meegeren’ wordt vooral geprobeerd om zekere feiten omtrents Van Meegerens’vervalsingen te benoemen.

Welke Echtheid? De spagaat van de restaurateur

Een restaurateur beoogt een schilderij te herstellen. Een schilderij is een canvas met verf erop. Maar het canvas met verf is slechts waar het kunstwerk “woont”. Het werk is in die verf geplaatst en wordt daar gezien door gepast geïnformeerde mensen – een kunstenaar en een kunstpubliek. Het zien van een werk vereist ook een begrijpen . . .waarom de kunstenaar het werk zo maakte en niet anders. Dat laatste moet iets te maken hebben met de persoon van de kunstenaar. Om Van Goghs Slaapkamer te Arles als een kunstwerk te zien moeten we het bed herkennen en we moeten begrijpen dat Van Gogh de verf op zeer aparte manier op het canvas heeft gesmeerd, dat het werk figuratief en expressief is. Of hier in een microscoop iets van zichtbaar wordt, lijkt me de vraag.

Van Gogh’s Slaapkamer te Arles is er voor belichaamde mensen om naar te kijken en iets bij te denken en te voelen. En als we de verf op het canvas zo zien, zien we iets van de man Van Gogh. In al die dingen zien we, hoewel vaak onmerkbaar, de kleinste subtiliteiten. Het is zo’n beetje als uw partner aankijken en aan het ongemak in haar ogen zien dat ze vreemd is gegaan. Ga niet over uw inzichten in discussie met haar – ze zal ontkennen. Probeer ook niet aan een ander te beschrijven wat u gezien hebt – waar zou u moeten
beginnen? Ga ook geen foto van uw partner maken (om te analyseren, met een microscoop bij voorbeeld)|die foto komt te laat, de blik is alweer anders.
Nu is een schilderij een statisch ding, maar subtiel is het zeker. We kunnen die kleine subtiliteiten in Van Gogh’s Slaapkamer niet onder woorden brengen en missen ook wel een en ander – en daarom loont het ook om bij het werk terug te keren.

U begrijpt: het is voor de liefhebber van het grootste belang dat hij naar het echte doek kijkt dat Van Gogh zelf geschilderd heeft, en niet naar een vervalsing. Zo’n vervalsing vertoont wellicht grote gelijkenis (we zien het verschil niet) maar maakt toch het grootste verschil. De subtielste afwijkingen in Van Gogh’s verfstreken kunnen verstoord zijn – plots vertelt uw partners blik u niet meer dat ze is vreemdgegaan. Daarom hechten we zo aan kunst en daarom heeft kunst ook zo’n grote economische waarde kunnen verwerven. En daarom ook is het van het grootste belang dat we die werken herstellen. Maar nu komt de paradox: hoe doet men dat?

Staat men oog in oog met een werk dat door wateroverlast, krimp en uitzetting, vernislagen en de verwijdering daarvan zo beschadigd is als Van Gogh’s Slaapkamer, welke hoop is er dan op terugvinden van Van Gogh’s penseelstreek? Moet men hier wetenschappelijk teweeg gaan en met de beste instrumenten en natuurwetenschappelijke theorieën (en historische en biografische kennis) vaststellen wat eerder, wat later aan het canvas is toegevoegd? Is het zeker dat dat ons het doek dat we willen zien, Van Gogh’s Slaapkamer, naderbij zal brengen? De restaurateur moet in de huid van de schilder kruipen en zijn esthetische keuzen maken – anders is hij gewoon een goedbedoelende vervalser. Maar wie kan dat? Een onmogelijk dilemma.

Rob van Gerwen
http://blog.hum.uu.nl/robvangerwen/

Rob.vanGerwen@phil.uu.nl